woensdag 24 juni 2009
Wat is Bewegingsonscherpte
Bewegingsonscherpte op een foto is een interessante manier om met een foto het effect van snelheid en beweging weer te geven. Neem bijvoorbeeld een foto van een voorbijrijdende auto. Wanneer je de juiste sluitertijd hebt geselecteerd, zal de achtergrond scherp blijven. Het bewegende onderwerp is echter iets onscherp om het effect van snelheid en beweging over te brengen.
Bij 1/500 zal een voorbijrijdende auto volledig zijn ‘bevroren’. De sluitertijd is zo kort dat het bewegende onderwerp lijkt stil te staan. Bij 1/125 van een seconde is de auto zelf iets onscherp, waardoor het effect van dynamiek en beweging ontstaat. Bij een sluitertijd van 1/15 is de auto bijna helemaal onscherp.
Zolang je je camera niet beweegt, zal je bij elk van de foto’s zien dat de achtergrond ongewijzigd blijft. Dit is een belangrijk aspect voor het effect van bewegingsonscherpte.
Probeer bovenstaande ook eens met water dat uit de kraan komt. Als je een lage sluitertijd gebruikt, dan zal de stroom water eindeloos lijken, één grote massa. Neem je echter een korte sluitertijd (bijvoorbeeld 1/1000ste) dan zie je alle druppeltjes individueel.
Bewegingsonscherpte kan ook worden gebruikt terwijl de camera zelf beweegt. Wanneer je een bewegend onderwerp fotografeert, houd je het onderwerp scherp in beeld door mee te bewegen in de richting die het onderwerp heeft.
Terwijl je dat doet, druk je op de ontspanknop. Dit is een methode waarbij de achtergrond onscherp wordt en het onderwerp relatief scherp in beeld blijft. Een foto met 1/500 lijkt volledig ‘bevroren’.
Bij 1/125 ontstaat het begin van een onscherpe achtergrond en blijven fiets en fietser ‘bevroren’. Bij 1/60 is het effect van een onscherpe achtergrond duidelijker – de scène is in beweging waarbij de fietser stil lijkt te staan. Dit type foto’s maak je meestal met behulp van een statief, zodat de camera een horizontaal pad volgt terwijl je meebeweegt met het onderwerp en zich geen bewegingen in verticale richting voordoen.
Neem tot slot eens twee foto’s van een waterval, gemaakt met verschillende sluitertijden. Bij de eerste foto zet je de sluiter een hele seconde open om de beweging van water vast te leggen. Bij de tweede foto – gemaakt met een sluitertijd van 1/125 – is het water ‘bevroren’. Er is geen duidelijk antwoord op de vraag welke sluitertijd het beste is voor welke situatie, het hangt helemaal af van het effect dat je wilt bereiken!
Abonneren op:
Reacties posten (Atom)
Geen opmerkingen:
Een reactie posten